Datum : 30 juli 2013
Je kunt snel denken dat de mensen zelf maar moeten opletten en verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen, maar dat kan je duur komen te staan. In de hieronder beschreven zaak had een gevangenis gedetineerden laten sporten op een binnenplaats met gladde ondergrond. Op zich hadden de gedetineerden dit zelf georganiseerd, ze hadden zelfs de doelpalen zelf neergezet, maar toch vond de Hoge Raad dat de gevangenis verantwoordelijk was voor het letsel dat één van de gedetineerden opliep toen hij tegen een doelpaal botste.
Waarom was dat het geval?
De gevangenis had toegestaan dat de gedetineerden de binnenplaats als voetbalveld in gebruik hadden genomen. Daarbij was de gladde vloer voor de spelers - als ze niet oplettend en voorzichtig waren -, zonder meer gevaarlijk. Van de gevangenis mocht onder deze omstandigheden worden verwacht (a) rekening te houden met de mogelijkheid dat de gedetineerden niet oplettend en voorzichtig zouden handelen en (b) met het oog daarop bepaalde veiligheidsmaatregelen te treffen. Door dit na te laten, is de gevangenis aansprakelijk voor het aan de ongelukkige overkomen letsel.
--------------------------
Instantie:
HR 28 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:47, 12/04385
Onderwerp:
Kelderluik-criteria
Casus:
In deze zaak was een gedetineerde van een gevangenis in Curaçao ('het Land') met zijn hoofd tijdens het voetballen op de binnenplaats van de gevangenis tegen het doel gekomen, als gevolg waarvan hij een dwarslaesie opliep. Verzoeker vorderde een verklaring voor recht dat het Land aansprakelijk is voor de schade als gevolg van het ongeval.
Zowel het gerecht als het hof wezen de vordering af. Mede gelet op de toedracht van het ongeval, kon volgens het hof niet worden aangenomen dat indien het Land een antisliplaag op de betonnen vloer van de binnenplaats zou hebben aangebracht, het ongeval niet zou hebben plaatsgevonden. Bovendien kon in redelijkheid niet van het Land worden gevergd dat op de gehele vloer van de binnenplaats een antisliplaag zou worden aangebracht. Het hof oordeelde verder dat het de eigen keuze van de gedetineerden was om op de binnenplaats te voetballen, dat zij zelf de voetbaldoelen plaatsten vlak voor de muur waartegen verzoeker met zijn hoofd is gekomen nadat hij was uitgegleden, en dat algemeen bekend is dat sporten op zichzelf een bezigheid is waaraan risico's zijn verbonden, zodat van verzoeker mocht worden verwacht dat hij terdege met deze risico's rekening zou houden. Ook indien er geen deugdelijke sportzaal binnen de gevangenis beschikbaar is, leidde dit volgens het hof niet tot een ander oordeel.
Rechtsvraag:
De te beantwoorden vraag is of het Land in de gegeven omstandigheden heeft gehandeld in strijd met een zorgplicht jegens de gedetineerde.
Beslissing:
De Hoge Raad vernietigt het arrest en oordeelt dat in een geval als het onderhavige de criteria van het Kelderluikarrest maatgevend zijn (HR 5 november 1965, LJN AB7079, NJ 1966/136).
De situatie bij het voetbalspel op de binnenplaats was bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk. De vloer van de binnenplaats was glad en in beginsel niet geschikt voor het voetbalspel. De vloer was bovendien geregeld nat en daardoor nog gladder. De gevangenisleiding gaf gelegenheid om op die binnenplaats te voetballen.
Een en ander betekent dat onder verantwoordelijkheid van het Land een situatie in het leven was geroepen en bleef voortbestaan die voor een gedetineerde zoals verzoeker bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk was. Het hof moest dan ook in het licht van de omstandigheden van het geval beoordelen of en in hoeverre aan het Land de eis kon worden gesteld (a) rekening te houden met de mogelijkheid dat die oplettendheid en voorzichtigheid niet zouden worden betracht en (b) met het oog daarop bepaalde veiligheidsmaatregelen te treffen.
Het oordeel van het hof getuigt van een onjuiste rechtsopvatting. Dit oordeel laat immers onverlet dat onder verantwoordelijkheid van het Land een situatie in het leven was geroepen die voor een gedetineerde zoals verzoeker bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk was. Een en ander brengt ook niet zonder meer mee dat aan het Land niet de eis kon worden gesteld rekening te houden met de mogelijkheid dat de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid niet zouden worden betracht en met het oog daarop bepaalde veiligheidsmaatregelen te treffen.
Voor zover het hof a) en b) in zijn oordeel heeft betrokken, is het bestreden oordeel ontoereikend gemotiveerd. In dat oordeel is immers slechts aandacht besteed aan één van de drie door verzoeker genoemde mogelijkheden, te weten het aanbrengen van een antisliplaag, en niet aan de overige stellingen van verzoeker. Ook zijn de overige omstandigheden van het geval niet kenbaar in dat oordeel betrokken. Niet begrijpelijk is voorts hoe het hof heeft kunnen oordelen: 'Ook indien er geen deugdelijke sportzaal binnen de gevangenis beschikbaar is, leidt dit niet tot een ander oordeel'. Verzoeker had immers juist gesteld dat het Land de in de gevangenis aanwezige sportzaal had kunnen openstellen. Tot slot is in het licht van de toedracht van het ongeval onbegrijpelijk waarom het hof kennelijk ervan is uitgegaan dat dit ook zou hebben plaatsgevonden indien het Land een antisliplaag op de vloer van de binnenplaats zou hebben aangebracht.