Datum : 16 augustus 2013
Zoals de meesten wel bekend zal zijn, moet een rechtspersoon de jaarrekening uiterlijk binnen 13 maanden na afloop van het boekjaar openbaar maken via de Kamer van Koophandel.
Als dat niet gebeurd is, en de betrokken rechtspersoon gaat failliet, dan wordt dit aangemerkt als onbehoorlijke taakvervulling en een belangrijke oorzaak van het faillissement, ook al is dat in werkelijkheid niet zo. Een zware sanctie dus!
Onderstaande zaak draaide om deze problematiek. De jaarrekening was te laat gepubliceerd, maar de bestuurder had daar een verklaring voor. De rechtbank gaf de curator ongelijk, maar het hof vond de bestuurder wel aansprakelijk, waardoor de bestuurder het boedeltekort moest betalen. Het hof vond dat de bestuurder maatregelen had moeten treffen om de aangevoerde verklaring voor het verzuim, te voorkomen.
Bij de Hoge Raad ging de bestuurder klagen omdat hij van mening was dat het om een onbelangrijk verzuim ging. In zulke gevallen is de bestuurder namelijk niet aansprakelijk. De Hoge Raad geeft het volgende toetscriterium:
“Beslissend is of de door eisers aangevoerde omstandigheden – die niet door de curator zijn weersproken – een aanvaardbare verklaring opleveren voor de te late publicatie, op grond waarvan dat verzuim in dit geval niet valt aan te merken als een blijk van een onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur.”
Gelukkig voor de bestuurder vond de Hoge Raad de reden van het verzuim – een misverstand – voldoende om aan te nemen dat geen sprake was van onbehoorlijk bestuur. Wat zal deze bestuurder zich gelukkig geprezen hebben na het lezen van deze uitspraak, helemaal omdat de uitspraak van het gerechtshof lange tijd als een donkere wolk boven zijn hoofd gehangen heeft.
------------------------------------------------------------------------
Instantie:
HR 12 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ7189, 12/01213
Onderwerp:
Onbelangrijk verzuim?
Artikelen:
Art. 2:248 lid 2 BW, 2:11 BW, 2:394 lid 3 BW
Casus:
Eiser 2 is bestuurder van eiseres 1, die op haar beurt bestuurder was van de Apeldoornse Asbestsanering. De Apeldoornse Asbestsanering voldeed niet aan haar veroordelingen om aan W.I.V. en De Combi bedragen te betalen. Op verzoek van De Combi is de Apeldoornse Asbestsanering vervolgens failliet verklaard.
De curator vorderde (i) een verklaring voor recht dat eisers wegens onbehoorlijke taakvervulling op grond van art. 2:248 en 2:11 BW aansprakelijk zijn jegens de boedel voor het tekort in het faillissement en (ii) een veroordeling van beiden tot vergoeding van dat tekort, nu de jaarrekening 28 dagen te laat openbaar was gemaakt.
In tegenstelling tot de rechtbank wees het hof de vorderingen van de curator toe. De door eisers aangevoerde omstandigheden (onder meer dat door dyslexie eiser 2 niet had onderkend dat hij de jaarrekening van de accountant had ontvangen) kwamen voor rekening van eiseres 1. Zij had maatregelen moeten treffen om de nakoming van haar openbaarmakingsverplichting te waarborgen. Volgens het hof was daarom geen sprake van een onbelangrijk verzuim. Naar het hof voorts oordeelde, hebben eisers niet het vermoeden van art. 2:248 lid 2 ontzenuwd dat de met de te late openbaarmaking vaststaande onbehoorlijke taakvervulling, een belangrijke oorzaak is van het faillissement en dat eisers daarom aansprakelijk zijn voor het tekort.
Rechtsvraag:
- Was bij de beantwoording van de vraag of de niet-nakoming van de verplichting tot tijdige openbaarmaking van de jaarrekening een onbelangrijk verzuim oplevert, van belang dat de vennootschap weinig activiteiten verrichtte en weinig relaties had?
- Kunnen ook omstandigheden die tot de risicosfeer van het bestuur behoren, grond opleveren om een onbelangrijk verzuim aan te nemen?
Beslissing:
De Hoge Raad vernietigt het arrest.
Ook indien het belang bij openbaarmaking in het gegeven geval betrekkelijk is, wijst de niet-tijdige openbaarmaking van de jaarrekening op zichzelf op een onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur. De aangevoerde redenen zijn derhalve geen grond om een onbelangrijk verzuim aan te nemen als bedoeld in de slotzin van art. 2:248 lid 2 BW.
Er is sprake van een onbelangrijk verzuim indien het niet voldoen aan de verplichtingen van art. 2:394 BW en art. 2:10 BW in de omstandigheden van het desbetreffende geval niet erop wijst dat het bestuur zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld. Dit is met name het geval indien voor het verzuim een aanvaardbare verklaring bestaat. Indien het gaat om een overschrijding van de termijn van art. 2:394 lid 3 BW voor openbaarmaking van de jaarrekening, geldt voor het overige dat het antwoord op de vraag of een overschrijding als een onbelangrijk verzuim kan gelden, afhangt van de omstandigheden van het geval, in het bijzonder van de redenen die tot de termijnoverschrijding hebben geleid, waarbij opmerking verdient dat hogere eisen moeten worden gesteld naarmate de termijnoverschrijding langer is en dat stelplicht en bewijslast op de aangesproken bestuurder rusten.
Beslissend is of de door eisers aangevoerde omstandigheden – die niet door de curator zijn weersproken – een aanvaardbare verklaring opleveren voor de te late publicatie, op grond waarvan dat verzuim in dit geval niet valt aan te merken als een blijk van een onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur. Dat die omstandigheden tot de risicosfeer behoren van eiseres 1 is daarbij als zodanig niet van belang. De door eisers aangevoerde omstandigheden komen erop neer dat de te late openbaarmaking valt terug te voeren op een misverstand. Daarvan uitgaande valt niet zonder meer in te zien dat in aanmerking is te nemen dat eiseres 1 maatregelen had moeten treffen om haar verplichting tot tijdige publicatie na te komen, zoals het hof heeft gedaan. De enkele omstandigheid dat eiseres 1 zodanige maatregelen vooraf had kunnen treffen, brengt nog niet mee dat geen sprake is van een aanvaardbare verklaring.