Datum : 17 november 2020
De rechter heeft het geschil tussen Bikkel Dienstverlening B.V. en FC Emmen B.V. op 27 februari jl. in het voordeel van Bikkel beslecht. “De rechtbank is van oordeel dat in het licht van deze e-mails moet worden aangenomen dat FC Emmen Bikkel een onjuiste voorstelling heeft gegeven van de participatie in het spelersfonds.” En dat Bikkel de overeenkomst daarom terecht wegens dwaling heeft vernietigd en recht heeft op terugbetaling van haar investering.
Lees hieronder de hele uitspraak.
VONNIS RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling privaatrecht
Locatie Assen
zaaknummer / rolnummer: C/19/94332 / HA ZA 12-220
Vonnis van 27 februari 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap
BIKKEL DIENSTVERLENING B.V.,
gevestigd te Hoogeveen,
eiseres,
advocaat mr. M.C.J. Freijters te Koekange,
tegen
de besloten vennootschap
FC EMMEN B.V.,
gevestigd te Emmen,
gedaagde,
advocaat mr. W.A. Entzinger te Groningen.
Partijen zullen hierna Bikkel en FC Emmen genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 31 oktober 2012, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd;
- het proces-verbaal van comparitie van 24 januari 2013.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
1.1. De Wet Herziening Gerechtelijke Kaart is op 1 januari 2013 in werking getreden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van die datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Friesland en Groningen. De zaak wordt daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland.
2. De feiten
2.1. De rechtbank gaat bij de beoordeling van het geschil uit van de volgende feiten die vaststaan omdat ze niet of niet voldoende zijn betwist of omdat die feiten blijken uit de in zoverre onweersproken gelaten inhoud van de overgelegde producties.
2.2. FC Emmen is een voetbalclub in de betaalde voetbalcompetitie.
2.3. De transferrechten op de spelers van FC Emmen waren in het verleden (deels) ondergebracht bij een spelersfonds, C.V. [X] (hierna: de C.V.).
2.4. De C.V. was een 100% dochter van FC Emmen, die ook commanditair vennoot van de C.V. was. [X] Beheer B.V. was de beherend vennoot van de C.V. Bestuurder van de beherend vennoot was [Y], die in 2011 ook algemeen directeur van FC Emmen was.
2.5. In het voorjaar van 2011 heeft Bikkel, nadat zij daarover met [Y] had gesproken, een overeenkomst gesloten op grond waarvan zij voor een bedrag van
€ 50.000,00 in de C.V. participeerde (hierna: de participatie). De overeenkomst gaf Bikkel recht op een jaarlijkse rente en een percentage van de netto-opbrengst van de verkoop van spelers.
2.6. Omdat FC Emmen in ernstige financiële problemen verkeerde, heeft de C.V. in april 2012 haar transferrechten voor € 1,00 aan FC Emmen verkocht.
2.7. Bij brief van 25 juli 2012 heeft Bikkel FC Emmen met een beroep op dwaling de vernietiging van de overeenkomst ingeroepen.
3. Het geschil
3.1. Bikkel vordert, samengevat weergegeven, veroordeling van FC Emmen tot betaling van € 51.792,00 en, subsidiair, mede een schadevergoeding nader op te maken bij staat.
3.2. Bikkel legt, samengevat weergegeven, aan haar vordering het volgende ten grondslag. Op het moment dat Bikkel de overeenkomst sloot, was zij er niet van op de hoogte dat de financiële toestand van FC Emmen en de C.V. deplorabel was en dat er sprake was van wanbeheer. Had zij dit geweten dan had zij de overeenkomst niet gesloten. Daarnaast is het geïnvesteerde bedrag voor andere doeleinden gebruikt dan waar het voor was bedoeld. Deze feiten brengen met zich dat FC Emmen het gevorderde bedrag wegens dwaling, ongerechtvaardigde verrijking of onrechtmatige daad aan Bikkel is verschuldigd.
3.3. Het verweer van FC Emmen strekt ertoe om Bikkel niet-ontvankelijk te verklaren, althans de vordering af te wijzen.
3.4. Zij voert daartoe, samengevat weergegeven en voor zover van belang, het volgende aan. In de eerste plaats kan FC Emmen niet worden aangesproken, omdat de overeenkomst door [Y] (als bestuurder van de beherend vennoot) namens de C.V. is gesloten. Daarnaast was op het moment van sluiten van de overeenkomst geen sprake van wanbeleid of een financieel deplorabele situatie bij FC Emmen of de C.V. en is het door Bikkel gestorte bedrag niet voor oneigenlijke doeleinden gebruikt. Als de transferrechten niet waren verkocht was FC Emmen gefailleerd en waren de spelers ontslagen en transfervrij geworden, zodat ook dan Bikkel haar investering kwijt was geweest. Verder voert
FC Emmen aan dat Bikkel zich van de risico’s van de participatie bewust moet zijn geweest, omdat ze een professioneel investeerder is en haar informatie over deelname in het spelersfonds is verschaft.
3.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De zaak komt, samengevat weergegeven, op het volgende neer. Bikkel heeft begin 2011 een overeenkomst gesloten op grond waarvan zij voor een bedrag van € 50.000,00 participeerde in het spelersfonds van FC Emmen. Vanwege de problematische financiële situatie van FC Emmen zijn circa een jaar later de transferrechten voor een bedrag van
€ 1,00 aan FC Emmen verkocht, ten gevolge waarvan de participatie van Bikkel waardeloos werd. Partijen twisten over de vraag of FC Emmen gehouden is om een bedrag ter hoogte van de participatie, al dan niet vermeerderd met schadevergoeding, aan Bikkel te betalen. De rechtbank overweegt als volgt.
4.2. De eerste vraag is of Bikkel FC Emmen kan aanspreken als haar wederpartij bij de overeenkomst. FC Emmen voert immers aan dat geen overeenkomst met FC Emmen, maar met de C.V. tot stand is gekomen, omdat [Y] namens de C.V. optrad.
4.3. Uit artikel 3:61 lid 2 BW volgt dat als FC Emmen het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt bij Bikkel dat de overeenkomst met FC Emmen werd gesloten er zij zich tegenover Bikkel niet op kan beroepen dat dit niet zo is. Voor toerekening van schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan ook plaats zijn als het gaat om feiten en omstandigheden die voor risico van FC Emmen komen en waaruit naar verkeersopvattingen schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid (zie HR 19 februari 2010, NJ 2010, 115 en HR 3 februari 2012, NJ 2012, 390). Daarover wordt als volgt overwogen.
4.4. Voorafgaande aan het sluiten van de overeenkomst heeft Bikkel met [Y] gesproken, die destijds zowel algemeen directeur van FC Emmen als bestuurder van de beherend vennoot van de C.V. was. Bikkel ontving van [Y] de stukken die zij bij dagvaarding als productie 1 heeft overgelegd. Het betreft een notitie over het spelersfonds met algemene informatie en de wijze waarop in het fonds kan worden deelgenomen en een brief aan de participanten van het spelersfonds. De notitie vermeldt dat zij afkomstig is van het bestuur van FC Emmen en onder de brief staat de naam van [Y], optredend namens FC Emmen. FC Emmen voert niet aan wat tegen deze achtergrond en in het licht van het te hanteren criterium meebrengt dat Bikkel er niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zij een overeenkomst met FC Emmen sloot. Dat het een en ander zou blijken uit de bij dagvaarding gevoegde stukken, zoals zij aanvoert, stuit in elk geval al af op het feit dat onweersproken is dat die stukken Bikkel pas veel later onder ogen kwamen. Het feit dat [Y] ook bestuurder was van de beherend vennoot, betekent verder niet dat hij zich ook zo heeft gepresenteerd: niet weersproken is dat hij bij Bikkel een visitekaartje achterliet waarop stond dat hij algemeen directeur was van FC Emmen.
4.5. Voor zover FC Emmen aanvoert dat het besloten karakter van de C.V. aan toewijzing van het gevorderde in de weg staat, kan dit verweer evenmin slagen. Daargelaten of inderdaad niet aan de statutaire voorwaarden voor de overdracht van participaties aan derden is voldaan, leidt de schending van deze statutaire bepalingen er immers niet toe dat geen overeenkomst tot stand kan zijn gekomen.
4.6. De rechtbank concludeert hiermee dat Bikkel FC Emmen kan aanspreken als haar wederpartij bij de overeenkomst en overweegt over de gestelde dwaling als volgt.
4.7. Ingevolge artikel 6:228 BW is onder omstandigheden een overeenkomst die tot stand komt onder invloed van dwaling en die bij een juiste voorstelling van zaken niet was gesloten, vernietigbaar. Dit is onder meer het geval als de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder die inlichting werd gesloten (lid 1 sub a) en als de wederpartij in verband met hetgeen zij wist/behoorde te weten, de dwalende had moeten inlichten (lid 1 sub b). Daarover wordt als volgt overwogen.
4.8. Bikkel heeft de overeenkomst gesloten nadat zij daarover met [Y] had gesproken: hij heeft Bikkel enthousiast gemaakt voor de participatie in het spelersfonds en Bikkel de schriftelijke informatie verstrekt die als productie 1 bij de dagvaarding is overgelegd. Zoals al overwogen geven deze stukken algemene informatie over het spelersfonds en de wijze van deelname, waaronder informatie over de uitbreiding van het fonds met meerdere spelers per 1 oktober 2010 en 1 juli 2011. Ook is opgenomen dat een participatie van € 50.000,-- de afgelopen vier jaar een totaal rendement van 45,7% heeft opgeleverd oftewel 11,4% op jaarbasis.
4.9. Gesteld noch gebleken is dat Bikkel informatie kreeg over de risico’s van de participatie of over de actuele financiële stand van zaken bij de C.V. of FC Emmen.
FC Emmen verwijst in dit verband wel naar de brochure die als productie 4 bij de dagvaarding is opgenomen en die onder meer het voorbehoud bevat dat resultaten uit het verleden geen garantie bieden voor de toekomst, maar daaraan kan niet de betekenis worden toegekend die FC Emmen daaraan toekent. Daargelaten dat deze brochure ook nadrukkelijk een wervend karakter heeft, is immers, zoals al overwogen, niet weersproken dat Bikkel deze pas veel later, geruime tijd na het sluiten van de overeenkomst, onder ogen kreeg.
4.10. De vraag is of FC Emmen Bikkel hiermee een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven. In dit verband zijn van belang de twee e-mails van de heer [Z], bestuurder van de Stichting FC Emmen, waarnaar Bikkel in de dagvaarding verwijst (productie 9 en 10 bij de dagvaarding). [Z] schrijft daarin onder meer, op 12 april 2012, aan de leden van de C.V.:
"De laatste jaren zijn de gelden helaas gebruikt voor verliesfinanciering in de exploitatie en tevens zijn er commerciële tegenprestaties verstrekt. Het mag statutair weliswaar niet, maar het is gebeurd.",
en, op 28 juni 2012, aan [A] van Bikkel:
"Het stelt me dan ook zeer teleur dat jullie geen begrip hebben voor de ontstane situatie, grotendeels veroorzaakt door iemand waar jullie niet kwaad op kunnen worden. De persoon die jullie om voor mij onverklaarbare redenen heeft bewogen om het "oude" FC Emmen te ondersteunen terwijl het er financieel al een puinhoop geweest moet zijn. (…) En nu moet het "nieuwe" FC Emmen waar veel geld voor nodig zal zijn boeten voor fouten in het verleden."
4.11. De rechtbank is van oordeel dat in het licht van deze e-mails moet worden aangenomen dat FC Emmen Bikkel een onjuiste voorstelling heeft gegeven van de participatie in het spelersfonds. De geciteerde e-mails laten aan duidelijkheid niets te wensen over: [Z] meent dat de toestand van FC Emmen een 'puinhoop’ was toen de overeenkomst werd gesloten en dat er op oneigenlijke wijze met geïnvesteerd geld is omgegaan.
4.12. Dat aan deze e-mails groot gewicht toekomt, volgt uit hetgeen [Z] ter terechtzitting heeft verklaard en ook verder tussen partijen niet in geschil is. Dit komt daarop neer dat FC Emmen in het voorjaar van 2012 technisch failliet was en de C.V. op het punt stond het faillissement van FC Emmen aan te vragen. [Z] werd toen ingeschakeld door de gemeente Emmen om orde op zaken te stellen en een faillissement af te wenden. Dit betekent ten eerste dat amper een jaar nadat de overeenkomst met Bikkel werd aangegaan FC Emmen er zo slecht voor stond dat ze bijna ten onderging. Daarnaast betekent dit dat [Z] zeer goed was ingevoerd in het financiële wel en wee van FC Emmen. In het licht hiervan had van FC Emmen mogen worden verwacht dat zij gemotiveerd had aangevoerd dat ten tijde van het sluiten van de overeenkomst geen sprake was van een deplorabele financiële situatie en wanbeheer. Dit doet FC Emmen niet: haar verweer op dit punt is op geen enkele wijze en met geen enkel concreet feit onderbouwd.
4.13. Naar het oordeel van de rechtbank is de betreffende informatie zo cruciaal dat moet worden aangenomen dat de overeenkomst niet was gesloten als Bikkel de ware stand van zaken had gekend, zodat aan de vereisten van artikel 6:228 lid 1 sub a en b is voldaan.
4.14. Voor zover het verweer van FC Emmen zo moet worden begrepen dat zij zich op het standpunt stelt dat Bikkel een onderzoeksplicht heeft geschonden en haar daarom niet kan aanspreken of dat de dwaling voor rekening van Bikkel moet blijven als bedoeld in artikel 6:228 lid 2 BW wordt als volgt overwogen.
4.15. Bikkel is afgegaan op hetgeen [Y] persoonlijk over de participatie vertelde en op de door hem verstrekte schriftelijke informatie. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de hoedanigheid van [Y] als directeur van FC Emmen en op de uitgebreide informatie in de notitie en de brief, Bikkel mocht afgaan op het beeld dat haar werd geschetst. Dat dit anders is omdat Bikkel een professioneel investeerder is, zoals FC Emmen aanvoert, kan niet worden aangenomen alleen al omdat aan dit verweer niet concreet is gemaakt, ook niet nadat Bikkel dit ter terechtzitting ten stelligste heeft weersproken.
4.16. Voor zover FC Emmen een beroep doet op rechtsverwerking, omdat Bikkel niet heeft geklaagd over het wanbeleid van FC Emmen of de C.V. toen dit haar in 2011 ter ore kwam, stuit dit af omdat een beroep op rechtsverwerking vanwege een ‘stilzitten’ slechts onder uitzonderlijke omstandigheden kan worden gehonoreerd (zie HR 26 maart 1999,
NJ 1999, 445), terwijl gesteld noch gebleken is dat deze omstandigheden zich voordoen.
4.17. De rechtbank komt op grond van het bovenstaande tot de conclusie dat Bikkel met succes een beroep op dwaling kan doen. Omdat FC Emmen Bikkel bij buitengerechtelijke verklaring de vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling heeft ingeroepen, heeft zij op grond van artikel 6:203 BW recht op terugbetaling van de door haar betaalde geldsom, zodat het primair gevorderde wat betreft de hoofdsom en de rente, die niet is weersproken, wordt toegewezen.
4.18. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, omdat slechts zeer summier is gesteld op grond waarvan moet worden aangenomen dat het gaat om kosten die niet vallen onder de reikwijdte van artikel 237 Rv., terwijl deze kosten wel zijn betwist.
4.19. Gelet op het bovenstaande behoeft hetgeen partijen met betrekking tot de overige rechtsgronden aanvoeren geen behandeling meer.
4.20. FC Emmen zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Bikkel worden begroot op:
- dagvaarding € 76,17
- griffierecht 1.789,00
- salaris advocaat 1.788,00 (2,0 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 3.653,17.
4.21. De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
BESLISSING
De rechtbank
1. veroordeelt FC Emmen om aan Bikkel te betalen een bedrag van € 50.000,00 (vijftig duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag vanaf 18 februari 2011 tot de dag van volledige betaling,
2. veroordeelt FC Emmen in de proceskosten, aan de zijde van Bikkel tot op heden begroot op € 3.653,17, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf twee dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3. veroordeelt FC Emmen in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat als FC Emmen niet binnen
14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat,
4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Dijkstra en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2013.